Na 30 jaar mestoverschot en ruim 3 jaar na de stikstofuitspraak is de kogel door de kerk: de krimp van de veestapel wordt eindelijk ingezet. Niet alleen de melkveesector, maar ook de kippen- en varkenssectoren moeten eraan geloven: bij overname van het bedrijf wordt er verplicht gekrompen.
Maar hiermee halen we de stikstof- (en andere) doelen bij lange na niet en de woorden ‘generieke krimp’ hangen nog steeds in de lucht. De grote conservatieve boerenorganisaties willen dit onder geen beding, en hier zijn we het hartgrondig mee eens.
Een krimp zoals die in 2015 al eens werd doorgevoerd, toen ook bioboeren gezonde koeien naar de slacht moesten sturen voor een probleem dat ze zelf niet hadden veroorzaakt, is het laatste wat we willen. Dat was hartverscheurend, oneerlijk en vooral contraproductief.
Wij pleiten voor een slimme krimp die leidt tot groene groei: dat kan door nu juist de boeren die vooroplopen met dierenwelzijn te steunen. En door bij krimp de bodemgezondheid en dierenwelzijn leidend te laten zijn. Zo’n beleid heeft maatschappelijke steun, blijkt uit onderzoek naar 15 voedsel- en landbouwvisies van financiële instellingen tot boerenorganisaties, overheden en NGO’s.
Steeds meer wetenschap laat zien dat een gezonde bodem en dierenwelzijn hand in hand gaan, in ieder geval in de melkveehouderij: de stikstofuitstoot reduceren doe je het beste door koeien gras te laten eten in plaats van geïmporteerd krachtvoer. Dat zegt onderzoek van de WUR, dat zegt stikstofprofessor Erisman en dat blijkt ook uit recent onderzoek van Topmest waaruit blijkt dat zelfs drijfmest een gezonde voeding wordt voor bodem en plant als de koe lekker veel buiten loopt in een kruidenrijke wei. Gezonde dieren hebben gezonde poep met minder medicijnresten.
Goede mest die het bodemleven voedt en de koolstof opslaat in de bodem is belangrijk voor schoner water, voor klimaat en voor de natuuropgave. Zulke mest kan geleverd worden door biodynamische, biologische en gangbare boeren die veel weiden. Zulke mest is ook nodig voor de beoogde groei van de biologische landbouw naar 15% in 2030.
Dus dát zijn de boeren en koeien die je wilt behouden. Op diezelfde manier zou je kunnen kijken naar de krimp van de kalverhouderij, varkenshouderij en pluimveehouderij. Wie produceert gezonde mest voor de akker- en tuinbouw, en wie niet? Wie is al op weg naar dierwaardigheid in 2040 en wie nog niet? Welke sectoren of bedrijven dragen bij aan verschillende maatschappelijke opgaven, en welke minder? Welke bedrijven willen binnen 5 jaar omschakelen met wat hulp, en welke willen dat niet? Met andere woorden: waar heeft krimp veel zin, en waar spoel je het kind met het badwater weg?
Als we kiezen voor een groene groei in plaats van een generieke krimp, werken we niet aan het beteugelen van problemen, maar aan mooie groene oplossingen die bijdragen aan voedselzekerheid en een levend platteland op de lange termijn.
Alle Groenboerenplan partners: Biohuis, Federatie Agro-Ecologische boeren, Stichting Demeter, Herenboeren, Transitie Coalitie Voedsel, Louis Bolk Instituut en Caring Farmers.